zaterdag 21 juli 2007

Vechten (door Edward)

Ik heb nog nooit gevochten.

Nou ja, één keer. En daar heb ik nog altijd spijt van.
Ik was elf, en het was een fijne middag. Ik liep met wat vriendjes van school naar huis. We zwabberden over een rood sintelpaadje dat daar tussen het groen, speciaal voor wandelaars, was aangelegd.
Ineens stond Bertie B. voor ons. Bertie B. werd gezien als niet heel intelligent. Dat we dat zo zagen, was natuurlijk niet zo intelligent van óns. Bertie B. was ook een beetje een plaaggeest. Maar ik weet bijna zeker, achteraf, dat hij plaagde om aandacht te vragen, Bertie was zéker geen pester.
In elk geval: daar stond hij. Hij bukte. Hij raapte iets op. Misschien wel een knikkertje. Zijn achterwerk was op traphoogte.
En opeens hield ik het niet meer, ik schopte. Hard.

Zelfs nu, bij het opschrijven, vind ik het nog ongelooflijk belachelijk van mezelf. Ik had die trap helemaal niet nodig. Waarom deed ik het dan? Bertie B. had het nooit écht op mij gemunt, dus van wraak kon geen sprake zijn.
Ik weet het natuurlijk wel: ik wilde indruk maken. Ik wilde, al was het maar voor één minuutje, de stoere jongen zijn.

Dom.
Dom, omdat Bertie B. het niet verdiende. En vooral dom, omdat het niet 'ik' was. Het paste niet bij mij.
Ik ben het dus nooit vergeten. Ik heb Bertie B. nooit meer teruggezien, maar hij verdient een eeuwig excuus.
En ook: eeuwige dank. Het heeft me behoed voor veel meer onzinnige schoppen, later. In die ene trapbeweging lag zoveel onzinnigheid, zoveel ontalent voor het fysieke ook, zoveel bewijs dat blinde drift niets meer is dan pure wanhoop, dat het me later zelden meer gelukt is.

Let wel: ik heb het hierbij dus niet over terechte klappen. Ik heb grote bewondering voor mensen (zoals de geweldige jonge Nederlander Paul die in Australië tussenbeide kwam bij een gevecht, en daarbij zelf neergeschoten werd, nu mag hij eindelijk - als held (terechte held!) naar huis) die zonder na te denken ingrijpen als er onrecht geschiedt.

Nee, ik heb het over onnodig geweld, of geweld waarbij alleen drift een rol speelde. Ooit zag ik een aflevering van de tv-serie Roseanne waarin Dan, de man des huizes, iemand neerhoekte. Het was een fenomenale aflevering, want de rest van de dertig minuten ging over de grenzenloze spijt die Dan voelde, en de onmogelijkheid het écht goed te maken.
Onterechte boksers, degene die onbeheersbaar en onnodig een klap uitdelen: het zijn de verliezers. Wie op de grond ligt beheerst de situatie.
Leve Bertie B.

6 opmerkingen:

Jan Paul zei

Ik heb iets vaker gevochten, maar ik herken alles in dit stukje. Mijn Bertie B. heette Erwin S.

En Erwin S. was jarenlang een ontzettende lul. Oh wat haatte ik hem. Ik haate hem zo erg dat ik samen met Peter K. besloot om hem een keer op te wachten. Twee tegen één. Laf. Onverwacht aanvallen. Nog laffer.

Gelukkig had Erwin S. zo lang op judo gezeten dat we weinig schade konden aanrichten. Uiteindelijk liep mijn geweten de zwaarste klappen op. Die littekens zijn nog steeds zichtbaar. En eens in de maand irriteren ze een beetje.

Van de middelbare school herinner ik me ook nog een duidelijk spijtmoment. Dat had niets met lafheid te maken. Meer met egoïsme en zelfingenomenheid. Nog steeds voel ik een steek als ik aan dat moment denk.

Uit mijn studietijd nog zo´n voorval. Weer heel anders.

Het is prima dat dit soort herinneringen er zijn. En dat ze er blijven. Die eeuwige spijt voorkomt dat we dezelfde fout nog een keer maken.

Hoe meer ze steken, hoe voorzichtiger we worden. Voorzichtiger als in minder laf, minder egoïstisch, minder vals.

Anoniem zei

@Edward.
Misschien dat Bertie het heeft kunnen plaatsen en zijn act heeft verandert?
Hij heeft, aangezien hij plaaggeest was, veel andere kinderen te kijk gezet. Nu was hij ineens aan de beurt. Wellicht zette het hem aan het denken?

Ik herken de driftaanvallen.
Men zegt als men mij ziet vaak, jij bent vast nooit boos.
Alleen om die opmerking word ik al boos.

Vroeger was ik zelfs een driftkikker. Niet om rot te doen eigenlijk. Ik werd driftig als ik me in het nauw gedreven voelde. Ik kon nooit de juiste woorden vinden om mezelf van idioten te weren dus ik werd fysiek.
Later zat ik dan te trillen. Schuldbewust. Want ergens voelde ik wel dat het ook anders kon. Maar ik wist gewoon niet hoe. Van rot opmerkingen had ik echter geen last meer.
(Ik was toen het enige boven-de-rivieren-kind in een Brabantse school. Destijds nog Uniek. Ik was een vreemde eend in de bijt.)
Ik had dikwijls ruzie met Caspar v. R. Ook een driftkikker.
Twee wilde katten waren we.

Nu mag ik niet meer vechten van mezelf :-)
Not ladylike!

Anoniem zei

Wat mooi Edward, wat een goed en rakend stuk. Ik vocht voor het eerst op mijn zesde en de laatste klap deelde ik uit toen ik 25 was. Niet altijd terecht, maar ik heb geen spijt, omdat er altijd een aanleiding voor was. Ik heb wel spijt dat ik een jongen heb gepest met zijn pukkels. We moesten Franse werkwoorden vervoegen. Hij kwam bij ons groepje zitten, omdat juist ik hem als een van de weinigen nooit pestte. En wat deed ik, o gruwelijke herinnering, ik begon het werkwoord etre te vervoegen als was het etter. Want zijn aangezicht was ermee doordrenkt. Je etter, tu etters, il ettere, nous etterons enzovoort. Ik snap mezelf nog altijd niet. Die klappen die ik jongens en meisjes op het schoolplein en daarbuiten gaf, waren min of meer verdiend, maar dit was pure valsheid. O Bertie, o Erwin, o Arco. Gij ongebenedijden, ik hoop dat jullie nu gelukkig zijn.

Anoniem zei

Maar hoe reagéérde Bertie B.? Viel hij? Huilde hij? Droop hij af?

Anoniem zei

Ik weet het niet meer, Kees. Volgens mij bleef hij verbijsterd achter.

Anoniem zei

Soms slaan de gepesten terug!

Bij mij in de klas zat ooit een jongen, die de halve school terroriseerde. De andere helft werd door zijn broer geterroriseerd, die een klas hoger zat. Ik kan me niet meer precies herinneren wat ze deden, maar het was meer dan zomaar ondeugend. Het waren eerste-klas-etterbakjes. De hele school was bang voor hen.
Op de dag van de stoepkrijtwedstrijd maakten mijn vriendinnetje en ik (9 of 10 jaar oud) een tekening die de eerste prijs won (het vriendinnetje kon erg goed tekenen). Het etterbakje uit onze klas ontstak in jaloezie en probeerde al spugend en vegend onze tekening van de stoep te vagen.
Wat er daarna gebeurde, weet ik niet precies meer. Maar het stoere jongetje lag ineens midden op het schoolplein op zijn gat en keek met een verbijsterde, ietwat angstige blik naar mij. Daar stond ik, de konen rood, de vuisten gebald, de ogen blikkerend als een zwaard in de zon. Me ineens bewust hoe klein en iel dat jochie eigenlijk maar was, en ook: hoe stèrk ik kon zijn. Eén duw.
Nu nog voel ik de overwinning. Meer op mezelf, dan op hem.