vrijdag 5 oktober 2007

Bruun III (door Kees)


God weet waarom, reed mijn moeder ons, haar kinderen, vroeg die avond naar de manege in een der oostelijke dorpen. We zouden er onze eerste paardrijles krijgen, dat wist ik ook wel, maar, vraag ik me nu dus af: waaróm? Ik reed, als bekend, regelmatig op Bruun, maar kan me niet herinneren dat mijn broertjes, T. en H., dat ook deden en begrijp derhalve niet waarom we die avond alledrie tegelijk naar onze eerste rijles werden getransporteerd. Er zal enigerlei overleg aan vooraf zijn gegaan, maar ik sluit geenszins uit dat het weer eens een impulsieve, aan mijn moeders Beste Bedoelingen ontsproten actie betrof. B.B.-en die ook al hadden geleid, of zouden leiden, tot – onder véél meer – een masseur aan huis, bijles Engels vóór de middelbare school en pianoles van mevrouw B., wier jeneverkegel je, wanneer zij je heur hoofd toewendde, bijkans van de kruk hengstte.
We reden naar dat oostelijke dorp, in een Peugeot- of Opel-stationcar, en ik was bang. Toen, tussen 35 en 40 jaar geleden, voelde ik wat ik op mijn 39ste voelde, op het punt staand, zij het met een parachute op mijn rug, een vliegtuig uit te springen. (Me in Het Café weer eens niet laten kennen.) Ondanks de complete filmscenario’s waar ik op Bruun doorheen had gegaloppeerd, wist ik dondersgoed dat B., nou ja, wel een écht –, maar toch ook een soort light-paard was. Niet qua gewicht, Bruun was dik, maar omdat-ie buiten mijn hoofd niet galoppeerde en aan draven de schurft had. Op Bruun zitten, verhield zich tot paardrijden als douchezingen tot concerteren in Madison Square Garden.
Op de manege kreeg mijn jongste broer, H., een pony toegewezen, niet veel groter dan
een Shetlander. T. mocht een pony ter hoogte van een Haflinger

bestijgen, en omdat mijn moeder degene-die-er-over-ging met de Bst Bdlngn – misschíen zelfs op mijn eigen verzoek – had laten weten dat haar oudste zoon over “enige ervaring” beschikte, was er voor mij een groot, slank, inderdaad kastanjebruin paard klaargezet. De stijgbeugels hingen zo hoog dat ik, om mijn linkervoet in de linkerbeugel te krijgen, een verticale spagaat moest maken. Dat kon ik niet. Er werd een kratje aangedragen.
De les zou in een zogeheten ‘buitenbak’ worden gegeven. Vanuit de hoge, tl-verlichte schuur met de paardenboxen reden we er achter elkaar naartoe. Tóch wel stoer. Boven ons geen wolken, maar laag, egaal, snel donkerend grijs. Asblauw avondlicht rondom. Het gerommel in de verte kon onweer zijn, maar ook geluidsafval van een Starfighter.
De bak was groot, maar zou groter zijn geweest als iemand het aanzienlijke brandnetelveld in de noordoosthoek erbij had gespit.
De lerares, jonger dan mijn moeder, had zo’n gezicht dat je pas na een dag of 20 als ‘mooi’ herkent. Grote neus met uitbouw, á la Clinton. Ze droeg een donkergroene bodywarmer en een rijbroek in de kleur van het avondlicht. Dijen als pilaren.
We moesten rondjes rijden, stapvoets. Dat ging, lieve lezers, erg goed. Ik ontspande. Begon er plezier in te krijgen. Leren teugels waren wél even echter dan teugels van touw en op zo’n zadel, met allerlei interessante riemen en –riempjes eraan, zat je steviger dan op een blote paardenrug. Mijn paard leek betrouwbaar, maar dat kwam vast door mijn cowboyervaring: - het dier voelde natuurlijk dat hij geen beginneling droeg. Ja, dit was leuk. Ik begon grapjes naar mijn broers te roepen.
Het was geen Starfighter geweest. Geluidloos had het onweer zich, onder dekking van het lage grijs, recht boven de manege gemanoeuvreerd. Bliksemlicht herinner ik me niet, maar een hardere knal heb ik sindsdien niet gehoord. Kilotonnen TNT, vlakbij. Zo’n knal, na het horen en vóélen waarvan ’t je verbaast dat je niet bloedt.
Binnen hooguit drie seconden gebeurde er vrij veel. Mijn paard sprong met gestrekte benen naar rechts, belandde in het brandnetelveld, begon een steiger, maar bedaarde, misschien, omdat ik – om niet te vallen – uit alle macht aan de teugels trok. “Goed!” riep de lerares, “hou vast!”, maar vóór ik trots kon voelen, beet, even verderop, H.’s pony in T.’s kuit. T. schreeuwde en wijl de lerares zich in een sprint wierp, begon het te stortregenen. Geen regendrúppels maar –strálen, die de brandnetels platsloegen en onze kleren binnen een mum doorweekten.
De les werd niet écht beëindigd. Terwijl mijn moeder de Peugeot- of Opel-stationcar gepanikeerd het manegeterrein over joeg – T.’s wond moest acht kilometer verderop worden gehecht –, zag ik door een portierraam en meters plensregen hoe twee donkere gedaanten mijn paard uit het brandnetelveld poogden te trekken.
Ik heb die manege nooit meer bezocht, die lerares niet als ‘mooi’ mogen herkennen. Mijn enige ‘officiële’ paardrijles duurde circa een kwartier, maar voor- en nadien volgde ik, of ik wilde of niet, een aantal ‘officieuze’. Mijn opa gaf ze en een les duurde nooit langer dan twee zinnen van respectievelijk één en vier woorden. “Rechtop!” en: “Jíj bent de baas.”

(Wordt vervolgd)

5 opmerkingen:

Anoniem zei

Kijk, en dat "rechtop" en "jij bent de baas". Daar had je later in je hondenbazenleven tenminste wat aan.
Face it, Spiering, je kunt lullen over paarden wat je wilt, maar it's not ment to be, mijn jongen.
Ik ga er overigens van uit dat je die knol eigenhandig aan zijn gebit het brandnetelveld hebt uitgetrokken. Zo ben je dan wel weer.

Anoniem zei

Wat een fijn vervolgverhaal, Kees! Elke vrijdag genieten. Dank.

Anoniem zei

Dankjewel Ingrid, en wat jou, Ludo, betreft: volkomen gelijk wat dat “hondenbazenleven” en “not meant to be” betreft, maar wat staat er nou in de laatste zin van de voorlaatste alinea van mijn posting? Nou? Juist. Gottegottegot.

Anoniem zei

Eilanders. Ze wijzen in het veld, turen over zee, jutten op het strand... maar paardrijden, Ho maar.

Anoniem zei

Op je 39ste met een parachute uit een vliegtuig gesprongen?
Ja maar daar wil ik heel graag óók meer van weten!
Hoe was dat?
Voelde het vrij? Of was het een angstige vogelvlucht?
Was het voor herhaling vatbaar? Is het een must voor iedereen om voor zijn 40ste te springen?