vrijdag 2 november 2007

Bruun VI (door Kees)


Aan de afmetingen van mijn grootouders’ tuin besteedde ik eerder de woorden “voetbalveld of twee”. Die van het door hen bewoonde pand daarentegen, bleven tot vandaag onbenoemd. Laat ik zeggen dat een gezin met 14 kinderen er alleszins comfortabel had kunnen wonen, zodat het voor een echtpaar op leeftijd aan de ruime kant was, maar dat “op leeftijd” wordt door mij onmiddellijk geschrapt daar ik in vooralsnog onbereikbare verten en tezelfdertijd pal naast me mijn opa grommen hoor. Hij háátte het woord ‘oud’ en al zijn synoniemen, spotte en vloekte ze op afstand, van waar ze hem als angstige deurwaarders gadesloegen want opa was een begenadigd vloeker. Nooit hoorde ik een ‘godverdomme’ het zijne qua hartstocht en overtuigingskracht benaderen, laat staan evenaren.
Achter voorgaande zin wilde ik er een ter informatie over opa’s stem, - waarom die zich bij uitstek leende tot vloeken als bliksemklappen, - maar in plaats van woorden gewerd mij het besef dat ik me zijn stem niet herinner. Hetgeen me gedurende enige tijd van verwarbazing vervulde.
Mijn grootouders bewoonden de begane grond van een voormalige kampeerboerderij, G. H. geheten, met op de eerste verdieping 15 slaapkamers, waarin de ijzeren stapelbedden, dunne matrassen en opgevouwen dekens zelden in hun vergetelslaap werden gestoord. De smalle bruine trap tussen hoge houten wanden, - in permanent schemer wentelde hij na enkele meters linksom, naar de overloop: - een ook weer immer schemerige gang, waar 15 deuren op uitkwamen.
Wat je in die kamers, op of onder die bedden, niet kon spelen, - hoe je er, temidden van eeuwig feestende badgastgeesten, kon dwalen en dromen. Toch ging ik er niet vaak naartoe. In m’n eentje voelde ik me er niet geheel op mijn gemak en mijn grootouders hadden liever niet dat ik er vriendjes mee naartoe nam. Vreemden immers, en: gebonk. Ik had er met mijn broertjes kunnen spelen, maar met hen, Min en Slap, speelde ik zelden van harte.
Met zijn rode pannendak stond de G. H. groot, hoog en oud op dat aan drie zijden omboomde grasterrein. Alleen de westzijde was open, - daar keek je zeven, acht kilometer ver, weilanden over, helemaal tot de vuurtoren in het destijds vijandelijke dorp.
Mijn grootouders beschikten niet over comfortabeliteiten als een badvertrek, centrale verwarming of warm stromend water. Zij, van omtrent 1898, waren staande, koude bewassing gewend. Ingeval van warm water-behoefte werd een ketel opgezet, maar geen Eilander man van hun generatie had durven bekennen zich ‘warm’ te wassen. ‘Warm’ was knieval, zwakheid: - kerels wasten zich koud.
Voor jonge kinderen gold dat gelukkig niet. Wanneer ik langer dan een nacht bij hen logeerde, plaatste mijn opa voor de kolenkachel een metalen teil halfvol koud kraanwater, dat door oma met kokende keteltjes tot een voor mij aangename temperatuur werd aangelengd.
Het voorgaande indachtig, zal het niet verbazen dat de G. H. niet op het telefoonnetwerk was aangesloten zodat mijn grootvader, die onmiddellijk had onderkend zelf niets voor Bruun te kunnen doen, zich over het ’s Zomers Altijd Schemerige Pad haastte naar iemand die wél een telefoon bezat: zijn oudste zoon - mijn oom - J.
Het Pad uit, linksaf, over het fietspad voorlangs de boerderij van oma’s broer A. en dan schuin oversteken. Daar stond mijn vaders levensmiddelenwinkel. Veel over te vertellen, maar Bruun moet zo langzaamaan óf sterven óf opstaan dus beperk ik mij tot de berichtgeving dat in het woongedeelte van het pand, - waar ik ben geboren, - oom J. resideerde.
Hoewel mijn grootouders’ familiewortels hen vele eeuwen diep de Eilander grond in ankerden, was hun eerstgeborene bijkans het tegenovergestelde van wat de goegemeente voor een Typisch Eilander Man hield. Oom J. las Literatuur, maar uitsluitend Engelstalige. Hij bezat méters langspeelplaten met geen andere dan klassieke muziek erin geperst. Aan de muren van zijn woonkamer hingen schilderijen die niets ‘voorstelden’. En hij reisde. Iedere winter verliet hij Het Eiland om zich naar meestal het Midden-Oosten te laten vliegen. O ja, oom J. had telefoon. Een bakelieten.

7 opmerkingen:

Anoniem zei

Wordt dus vervolgd.

Anoniem zei

Mooi, Kees. En met het gedeelte over vloekende opa had ik veel plezier. Die van mij kon er ook wat van. (ik helaas ook. Niet erg lady-like, maargoed.)

Anoniem zei

Bruun leeft! Nou ja, hij ligt daar maar op het gras. Maar ik geniet wel van je Terschellinger-geschiedschrijving.

Anoniem zei

Mooi verhaal :D

Anoniem zei

Mooi liefdevol beschreven. En naar ik begrijp is oom J. voor jou de inspiratie geweest die je loswortelde uit de Terschellingse grond en gebruiken?

Anoniem zei

Jongens!
De illustratie wil niet uploaden helaas. Ik krijg steeeds een error met de code: bX-6tj0s5
Ik ben al aan het googlen of er een tip staat maar vooralsnog niets gevonden.
Ik blijf proberen.

Anoniem zei

De bakelieten telefoon staat in mijn hoofd nu al 2 dagen te gloeien van bijna-gebruikt-gaan-worden... Mocht je vandaag (zondag) een klein verderverhaaltje willen maken, dan kan dat uiteraard, Kees. Tessel moet een weekje overslaan, en Bibi heeft een extra stukje, maar Bruun, Bruun, Bruun mag ook... Graag zelfs. En dan die telefoon...

(Maar moeten wachten tot as vrijdag is natuurlijk ook wat waard...)