donderdag 16 augustus 2007

Jaarlijks dorp (door Frank)

Ik telde maanden af.
Later weken. Het was toen al zomer.
Ik bereidde me voor.
Dagen.

Over ongeveer drie uur vertrek ik.

Ik ga naar een klein dorpje, maar ik ga niet alleen. Elk jaar staan letterlijk duizenden mensen te popelen, springen, draaien, kroelen en spinnen om weer te mogen. Er wordt lang van tevoren gefantaseerd over wie er zal zijn en hoe het zal zijn. Maar eigenlijk weten we al lang hoe het zal zijn. Daarom komen we elk jaar terug.

Er komen auto's maar het overgrote deel van de mensen komt met de trein. Het is de ultieme piek voor station 't Harde. Zo ben je een anoniem passeerstation op een stoptreinlijn, zo ben je voorlopig eindpunt voor zoveel rugzakken, vrolijke stemmen, vreugdedansjes, bierblikjes, rare uitdossingen en verwachtingen.
Daar stappen we in de bus. Die brengt ons direct naar de Rij.

De Rij duurt altijd lang. Nog voor het dorp bestaat, want elk jaar bouwen we het opnieuw op, wachten er al mensen. Urenlang. Om een goede plek te vinden, of dezelfde als vorig jaar. Er hangt alweer die sfeer, die we kennen van eerder. Het klopt.
In de Rij wordt alweer meer gedronken. De eerste flinke brullen klinken op, nog niet ongeremd, maar dat zal komen vanzelf komen. De uitdossingen worden raarder en er zwaaien vlaggen. Meter voor meter komen we dichterbij de poorten naar binnen.

Binnen klimmen we met zijn allen over de Brug. Ik ben er nooit als één van de eersten. Hoeft niet, er is plek zat, al zal het dit jaar goed vol zijn.
Als ik binnenkom is het al een heerlijke bende. Overal lopen groepjes mensen. Sommige met al hun bagage om zich heen gehangen, anderen zijn al langer binnen en scharrelen rond. Mensen kijken.
We gaan linksaf, nog eens linksaf en bij de bocht rechtdoor. Daar ergens wordt het. We pakken stokken en bouwen onze parttimehuisjes. Onze speelweek is begonnen. We zijn op Lowlands.


En als alle spullen binnen zijn, kruip ik mijn tent uit, ga recht staan en zie om me heen een tentenzeechaos. Waar je ook staat, je staat altijd naast die koepeltentjes, bij die legertent met die vlag. We zullen muntjes gaan halen, iets vets eten, rondlopen, scharrelen, mensen kijken, wijzen, lachen en morgenochtend voor de doorgang naar het festivalterrein staan.


Daar gaan we drie dagen ongeremd. We schreeuwen, drinken heel veel bier, dansen, springen, joelen, juichen, dringen en blazen op onze toetertjes. Het hele jaar door kun je gek doen. Deze dagen wordt dat niet alleen gewaardeerd, maar als een soort basisvoorwaarde gezien. Er doen 55.000 mensen gek mee.

Maandagochtend zijn we moe, katerig, ongeschoren en stinken we. Heel erg. Het zal ons niet kunnen schelen. We zitten in de roes. En door die roes loopt een scherpe scheur, omdat we weten dat het voorbij is. Dat we wéér een heel jaar moeten wachten.

Bus.
Trein.
En de massa splitst zich steeds verder. Er komen meer en meer forenzen tussen. Langzaam krijgen de 'normalen' de overhand. Tot we uiteindelijk alleen thuis in onze eigen, plotseling zo krappe, kamertjes in bed kruipen.

Tussen al die 'normalen' in denken we één ding met onze brakke hoofdjes.

'Maar wij waren erbij.'

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Plies, plies, doe volgende week verslag?

Anoniem zei

Plies ja, pliesplies...
Ik ben nu al jaloers, want ik moest zo nodig naar Guatemala zodat ik op een gegeven moment een mailtje van de firma Lowlands in mijn box vond met de mededeling dat de kaartjes lekker helemaal uitverkocht waren en daar had ik nou net toevallig even geen rekening mee gehouden, dat het wel eens uitverkocht zou kunnen zijn als ik terugkwam!

(Ik ga overigens wel op 21/9 naar het concert van Feist in de Melkweg. Uiteraard om haar de allereerste COLA-Award te overhandigen. Er zijn nog kaarten.)