maandag 31 december 2007

Einde (door Alexander)


Livingston, Guatemala, 26 juli.
Er hangen allerlei ingelijste schilderijtjes aan de muur, een portretje van Frida Kahlo ook. De eigenares heeft ons net verwelkomd met de mededeling dat ze Mexicaanse is en dat ze ook een jaar in India heeft gewoond, dus dat ze allebei de keukens kookt. Voor het venster hangt een lichtpeertje met een soort geknutseld bladmotief-omhulseltje dat schommelt in de wind. Erg gemoedelijke sfeer.
Die ruw verstoord werd. Door de man die wij compleet vergeten waren. Hij zag ons en wij zagen hem vanmiddag voor het eerst, op straat. Hij staarde ons na, toen wij met onze backpacks langsliepen. Hij staarde ons aan met een soort veelbetekenende uitlachgrijns, hij raadde dat we uit Nederland kwamen en wij reageerden niet echt en hij zei dat wij niet van zwarte mensen hielden zeker. Ik antwoordde wat wild ‘well’, als in ‘wel waar’, nouja, en mijn reisgenote en ik trokken een wenkbrauw naar elkaar op.
Toen we vervolgens in ons hotel op het binnenplaatsje in de hangmat lagen, stapte hij ons hotel binnen. Hee, hallo, mijn vrienden uit Holland, ‘hoe heet je? hoe gaat het?’, en ik ben in Utrecht geweest, om muziek te maken op een uitwisselingsproject, garífunamuziek. Livingston staat bekend als een enclave van garífuna, een volksstammetje van nakomelingen van Afrikaanse slaven, dus met Afrikaanse uiterlijken en culturele wortels en rituelen.
Mijn reisgenote – ook uit Utrecht – was meteen geïnteresseerd en vroeg door, vroeg zich niet af waarom de man hier was, op ons binnenplaatsje, vroeg naar de muziek, de cultuur. Vanavond hadden ze iets in hun wijk, zei meneer Garífuna, maar daar kwamen de toeristen nooit, de toeristen waren bang voor het onbekende, toeristen reisden altijd in groepen en vertrouwden het niet om naar de Garífunacultuur te komen kijken, dat vonden ze eng en daar waren ze bang voor. Maar als wij een beetje avontuurlijk waren, dan mochten we wel met hem mee vanavond, dan liet hij ons, avontuurlijke mensen, graag de muziek horen – dat was niet voorbehouden aan zwarte, witte, gele of blauwe mensen, iedereen was welkom, als je een beetje avontuurlijk was.
Meneer Garífuna was zwart, oud, ongeschoren, keek wat verwilderd, had een witte pigmentvlek in zijn boven- en onderlip en een t-shirt met kleine mottengaatjes en een sumoworstelaar erop. Er was net een negendaags ritueel, ging hij verder, waarbij er vanavond iets zou worden voorbereid, en er was een offerritueel in de dagen die volgden. Hij nam ons graag mee de jungle in, maar dan moesten we wel van avontuur houden en van het gebaande pad af. Hij kwam ons vanavond om half acht, acht uur wel halen bij het hotel, we spraken het af.
Meneer Garífuna ging vervolgens naar onze wc, wij trokken een wenkbrauw op, hij groette en ging weg.
Toen begonnen we aan het verhaal te twijfelen. Het was niet erg consistent en door zo vaak te benadrukken dat mensen er bang voor waren maar wij natúúrlijk niet, gingen we ons juist afvragen of er iets was om bang voor te zijn. Of hij wilde wel gewoon iets laten zien van zijn cultuur aan leuke toeristen. Dat kon ook. We twijfelden.
En toen vergaten we hem. Helemaal. Zoals we de hitte van overdag vergaten toen de zon onder ging, verdween meneer Garífuna uit onze gedachten. Echt waar.
Tot hij ons restaurant binnenstapte. Hij schoof prompt een stoel bij aan onze tafel. Hij had ons gevonden en vroeg waarom we er niet waren geweest, om half acht. We stamelden dat we hem helemaal vergeten waren. ‘Vergeten? Ik ben een man die zijn belofte houdt.’ Hij bleef aan ons tafeltje zitten wachten, wij voelden ons steeds ongemakkelijker, ik bestudeerde mijn mojito, hij vertelde het verhaal van het Garífunarestaurant hiertegenover. Dat was failliet gegaan dankzij de Mexicaan die hier zijn tent was begonnen en meer verstand had van zaken. Mijn reisgenote verdiepte zich in haar boek, ik slurpte muntblaadjes aan mijn rietje vast. En hij verdween ineens. Met de snelheid van een pijl die uit een gespannen boog schoot. Mijn reisgenote zei het achterhoofd van meneer Garífuna nog gedag.
Even later stond hij nog wat te gebaren van buiten, en voorlopig is dat het laatste wat we van hem zagen. Het einde, voorlopig. En we twijfelden weer.
De volgende dag namen we de boot.

Geen opmerkingen: