maandag 10 december 2007

Kerstverhaal (door Alexander)

De hele familie was bijeen en reeds rozig van allerlei aperitieven. De grote tafel was de zijkamer ingemanoeuvreerd, het tafelkleed opgediept uit de linnenkast, het zilverwerk opgepoetst, het porselein afgestoft, de haas gebraden, een elektrisch kacheltje ook maar in de zijkamer getild, want een kille kou kroop door de kozijnkieren. De kaarsen waren aangestoken.

Opeens zaten we in het donker. Tijdens het hoofdgerecht, met z’n elven in de zijkamer, knapte er iets in de meterkast. De oven, voor de aardappelschotel, de keukenmachines, de wasmachine, het kacheltje, de lampjes van de kerstboom – het was een stop te veel geworden. Mijn vader griste een kandelaar van tafel en stapte de duisternis van het huis in, hij ging kijken in de meterkast. Bij het schijnsel van de paar waxinelichtjes pakten mijn neefjes hun bestek weer op. Die haas lag er nou toch.

Door de deur zag ik de kandelaar weer door de gang lopen, met mijn vader erachteraan, het kaarslicht priemde door de donkerte. De stop was niet gemakkelijk te vervangen. Er moest een monteur gebeld worden. Mobieltjes bestonden nog niet; mijn moeder legde wat verdwaasd de zwijgende huistelefoon weer neer. Mijn vader toog met de kandelaar naar de buren. Ik keek hem na uit het raam. Kaarslicht was zelden zo krachtig.

En we wachtten uren. De kou trok het zijkamertje weer in, dus de familie verspreidde zich door het huis, op zoek naar warme plekjes, de neefjes gingen maar slapen. Het huis leek reusachtig, zo duister als het was, zo weinig als je ervan kon zien, je zag niet waar de muren waren. De kerstboom in de woonkamer was zonder lichtjes zijn schitterende magie verloren. Het was nu een grimmig takkengeval met zwart-zilveren draperieën eroverheen. We kropen beurtelings rond de open haard. We tuurden naar het vuur en we tuurden uit het raam, naar de lege straat. Mijn opa en ik, we praatten wat, maar tuurden vooral, totdat er snurkjes uit mijn opa kwamen.

De monteur kwam. Hij had zijn eigen kerstdiner, thuis in Ter Aar – waar ligt Ter Aar? –, moeten laten voor wat het was, maar hij was monter, hij was van het type dat het karweitje in een handomdraai fikste hoor, mevrouwtje.

En er was licht, alle muren waren weer zichtbaar en het werd langzaamaan weer warm. De open haard werd nasmeulend achtergelaten, want het zilverwerk blonk weer. De kerstboom had nu zijn grimmige magie verloren, het was eigenlijk maar een raar glimgeval met overdadig engelenhaar over de takken. Kaarslicht was zijn kracht kwijt.

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Wauw! Wat een prachtig sfeervol verslag. Echt heel mooi.
Ik zat gewoonweg bij jou en je familie aan tafel. Dank daarvoor!
(Maar ik at geen haas, want zo’n hips-in-het-veld kan ik niet opeten!)

Anoniem zei

Mooi. En het kon ook alléén maar tijdens de Kerst gebeuren. Ik bedoel: op Sinterklaasavond was het heel anders geweest.

Anoniem zei

mooi x duizend.